Opinie – Yorick van den Berg
Zo tegen het einde van het jaar blikken we als team terug op wat we allemaal in alle opdrachten zijn tegengekomen. Is daar een rode draad in te ontdekken? Vorig jaar constateerden we dat de netwerksamenwerking in het sociaal domein nog lastig van de grond komt. Dit ondanks alle voornemens van één gezin, één plan. Dit jaar viel op dat bijna zes jaar na de decentralisaties de raden nog steeds geen grip en sturing op het sociaal domein ervaren.
Dat de gemeenteraad sinds de decentralisaties worstelt met het sociaal domein is al langer bekend. Opmerkelijk is echter dat uit alle opdrachten die we dit jaar hebben uitgevoerd blijkt dat dit zes jaar na dato nog steeds zo is. Dit ondanks alle dashboards Sociaal Domein, waarmee de informatievoorziening naar de raad wel is opgevoerd.
Samengevat komt het op twee hoofdverklaringen neer: het ontbreken van een ordentelijke beleidscylus en rolonduidelijkheid bij de raad. De beleidscyclus is onderstaand in een plaatje weergegeven.
In veel opdrachten blijkt dat de raad onvoldoende op de hoogte is van wettelijke verplichtingen in het sociaal domein. ‘We kunnen niet anders’ of ‘het is een openeinderegeling’ en ‘het sociaal domein is heel complex’ zijn veel genoemde verzuchtingen in de gesprekken die wij met raadsleden hebben. Deels terecht, maar deels komt het ook voort uit vraagverlegenheid. Raden vragen zelden aan hun colleges en ambtenaren wat nu die wettelijke verplichtingen zijn en welke beleidsvrijheid en keuzemogelijkheden binnen de wetten bestaan. Colleges leggen de raad die keuzes of scenario’s meestal niet voor. Zo worden de verzuchtingen een self fulfilling prophecy.
In veel van de opdrachten blijkt dat de concreetheid van de doelen onder de maat is. Niet duidelijk is wanneer de raad tevreden kan zijn met het doelbereik. Raden stellen vage uitgangspunten en doelen vast met vaak ontbrekende meetpunten en streefwaarden. Dit onder het mom van ‘het sociaal domein is niet meetbaar te maken’. De gevolgen hiervan zijn groot. Het politieke debat vindt niet plaats op de inhoud, iedereen kan zich wel vinden in algemene uitgangspunten zolang het maar niet concreet wordt. En als de raadsleden dan willen controleren of het beleid tot de gewenste resultaten leidt, blijven ze met een kater achter. Immers op vage doelen en vage uitgangspunten of ambities krijg je een verantwoording die veel weg heeft van essayistisch proza (‘het sociaal domein beschouwen we als een ontwikkelproces’), maar je niet vertelt of het gelukt is.
Raden zijn meer dan eens betrokken bij de besluitvorming over inkooptrajecten, keuzes voor de bekostiging, regionale transformatieagenda’s enzovoorts. Heel interessant, maar waarom moet de raad hierover besluiten nemen? De raad moet uitsluitend toetsen of de beoogde uitvoering inderdaad gaat bijdragen aan het bereiken van de doelen. Met andere woorden: college leg uit waarom de inkoop of de inrichting van de toegang gaat leiden tot het beoogde resultaat. Het politieke debat verschuift door al deze goedbedoelde betrokkenheid naar het verkeerde niveau. Colleges verzuchten dan ook vaak in debatten met de raad, dat dit ‘aan het college is, want uitvoering’. Raden die het college adviseren over een subsidieaanvraag van een uitvoeringspartner, of raden die moties indienen voor meer formatie bij het welzijnswerk of wijkteam, we komen het meer dan eens tegen. Begrijpelijk is het wel: de uitvoering is vaak veel concreter dan de doelen, bovendien krijgen raadsleden daarover ook de meeste signalen vanuit bewoners en professionals.
Natuurlijk hebben gemeenten geen geldboom achter het gemeentehuis staan. En de budgetten voor het sociaal domein zijn voor veel gemeenten niet in lijn met de vraag vanuit de samenleving. Raden sturen, zo zien we in veel opdrachten, vooral op de financiën. Of de gewenste maatschappelijke effecten behaald worden, of de hulp die inwoners krijgen effectief is, of het lukt om die beroemde transformatie te realiseren, komt onder druk van de financiële tekorten niet of mondjesmaat aan bod. Voeg daarbij dat doelen weinig concreet zijn, dan kan je voorspellen waar het debat over gaat. Namelijk het enige concrete: geld. De planning- en controlcyclus (begroting, tussenrapportages, kadernota en jaarrekening) wordt ook voornamelijk behandeld in de financiële commissies. De inhoud zit in vakcommissies, maar behandelen raden gescheiden van het geld.
Het sociaal domein is ingewikkeld en het is niet raar dat het gemeenten tijd kost om deze nieuwe taken geheel eigen te maken. Bovendien waren de verwachtingen, de gemeenten zouden het allemaal veel beter kunnen, hooggespannen. Maar na zes jaar blijkt dat de raden nog steeds flink in hun maag zitten met dat sociaal domein. Daar past ook een hand in eigen boezem bij. Daarom een aantal aanbevelingen aan de raden:
Zorg voor een kwalitatief goede beleidscyclus. Accepteer geen vage plannen en doelen. Vraag om scenario’s en voer daar het debat over bij het vaststellen van plannen. Informeer jezelf over de beleidsvrijheid die de gemeente heeft. Maak afspraken via welke meetpunten en streefwaarden je geïnformeerd wil worden. En toets of de doelen bereikt zijn.
Blijf in je rol. Toets of de uitvoering bijdraagt aan de realisatie van de doelen (inhoudelijk en financieel). Relateer alle signalen die je vanuit de samenleving krijgt aan de vraag: wat betekent dit voor het doelbereik?
Wit u reageren of maakt u naar aanleiding van dit artikel graag eens een afspraak? Neem dan gerust contact op: