070 30 29 500 info@bagroep.nl
hero image
29-01-2024

Wie bedenkt het beleid en de uitvoering daarvan?

Thema: Leefwereld en Uitvoeringswereld

Auteurs: Yorick van den Berg, Gerard Nieuwe Weme, Julian Edens

De mismatch van werelden

Goed bedoeld beleid komt vaak niet of onvoldoende aan bij bewoners die de mogelijkheden van datzelfde beleid het hardst nodig hebben. Wij zien dat de oorzaak hiervan ligt in de door ons genoemde ‘uitvoeringswereld’. In de klassieke beleidscyclus bedenkt de overheid (gevoed door kaders vanuit het politieke bestuur) welke doelen (het WAT) bereikt moeten worden. Vervolgens volgt het nadenken over de juiste uitvoeringsstrategie (het HOE), dan start de uitvoering en kijken we of het doel bereikt is. Daarna passen we het beleid en de uitvoering weer aan en zo is de cirkel rond.

In de praktijk zien wij dat beleid en uitvoering regelmatig vorm krijgen op basis van de ervaren leefwereld van de hoogopgeleide ambtenaar of uitvoerende professional; niet op basis van de leefwereld van de persoon voor wie het bedoeld is. Een persoon die al tien jaar lang in de bijstand zit bijvoorbeeld.

Dit is vragen om problemen in de praktijk. Een symptoom dat het bovengenoemde fenomeen illustreert is de toename van het aantal hoogopgeleide sociaal werkers in Nederland (van der Mooren & de Vries, 2022). Onderzoek van Movisie laat zien dat 90 procent van de sociaal werkers minimaal hbo geschoold zijn (Jansen, Ketel, Liefhebber, Panhuijzen, & van Pelt, 2021; Omlo, Fermin, Peters, Liefhebber, & van Pelt, 2023). Slechts 8 procent van deze werknemers zijn mbo geschoold. Deze mbo-geschoolden komen na de opleiding vaak moeilijk aan werk. De opleiding is veelal onbekend bij werkgevers. Degenen die het personeel aannemen zijn zelf vaak hbo-opgeleid en nemen bij voorkeur sollicitanten aan vanuit de opleidingen die zij zelf kennen (Omlo et al., 2023). Dit terwijl de bewoners voor wie deze hoog opgeleide professionals hun werk doen in een soms compleet andere wereld leven.

Het gevolg is een mismatch en het gevolg daarvan is een afnemend vertrouwen in de overheid en instanties. De voorbeelden daarvan zien wij terug in onze opdrachten. Bewonersinitiatieven komen minder tot stand in wijken waar het opleidingsniveau lager ligt dan in wijken waar dit hoger ligt. Bewoners vertelden ons dat zij al te graag een initiatief wilden starten alleen dat zij de manier van aanvragen en verantwoorden van de subsidie daarvoor niet begrepen. Een logisch proces voor een gemeenteambtenaar maar onbegrijpelijk voor deze bewoners. Of een gemeente die aan ouders vraagt hun eigen ondersteuningsplan te schrijven als ze hulp nodig hebben bij het opvoeden en opgroeien van hun kinderen. Goed bedoeld: we leggen de regie bij de ouders en zij weten wat er moetgebeuren. Maar de manier waarop (schrijf je eigen ondersteuningsplan) is een onnodige drempel. Maar ook de ingewikkelde voorwaarden voor het aanvragen van inkomensondersteuning zijn te ‘next level’ voor veel bewoners. Bewoners zijn voornamelijk bang het fout te doen en daardoor terug te moeten betalen. Dan vraag je het maar helemaal niet meer aan. Maar ook komen we ‘catch-22’ achtige situaties tegen als gevolg van protocollen van hulpverleners. Bijvoorbeeld dat je geen verdovende middelen mag gebruiken als je voor hulp in aanmerking wil komen omdat je daarvan gebruikmaakt en er vanaf wilt.

Voor al die professionals (ambtenaren, hulpverleners etc.) wordt het werken voor bewoners er ook niet gemakkelijker op. Het werk in het sociaal domein wordt ingewikkelder. Je moet beschikken over uiteenlopende competenties en vaardigheden, variërend van ‘meer kennis van relevante wetgeving’ (een re-integratiebedrijf) en ‘beter leren samenwerken met specialisten’ (een welzijnsorganisatie) tot ‘meer salesvaardigheden om nieuwe klanten binnen te halen’. (Bleeker, Kriek, van Leerdam, Mevissen, Nijhof, Rossing & Visee, 2019). Dit leidt uiteindelijk ertoe dat hogere eisen moeten worden gesteld aan het opleidingsniveau van het personeel. Dus ook voor de professionals zelf is het al behoorlijk ingewikkeld, laat staan voor de bewoner.

Wij zien in deze voorbeelden het fenomeen terug dat voor bewoners die weinig ‘instantiekapitaal’ hebben, het krijgen van hulp of ondersteuning lastig kan zijn. Zo lastig dat het soms tot tegenovergesteld effect kan leiden dan oorspronkelijk bedoeld was met het geformuleerde beleid. Daarom zijn wij van mening dat beleid en uitvoering altijd moet beginnen en eindigen bij bewoners. De volgorde van de klassieke beleidscyclus is passé. In alle opdrachten beginnen wij daarom altijd bij het perspectief van de bewoners, dan de uitvoerders en dan de beleidsmakers.

Bronnen:

Bleeker, Y., Kriek, F., van Leerdam, J., Mevissen, J., Nijhof., Rossing, H., & Visee, H. (2019). De

arbeidsmarkt van het sociaal domein. Cebeon, Amsterdam.

Jansen, J,m Ketel., J., Liefhebber, S., Panhuijzen, B, & van Pelt, M. (2021). De stand van het         sociaal werk in Nederland. Movisie, Utrecht.

Van Der Mooren, R., de Vries, F. (2022, 17 oktober). Steeds meer hoogopgeleiden in      Nederland: wat voor beroep hebben ze? Centraal Bureau Voor De Statistiek.      https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/statistische-trends/2022/steeds-meer      hoogopgeleiden-in-nederland-wat-voor-beroep-hebben-ze-?onepage=true

Omlo, J., Fermin, A., Peters, F., Liefhebber, S., & van Pelt, M. (2023). Sociaal werkers anno

2023: beeld van de beroepsgroep. Movisie, Utrecht.